Op de dag dat dit stukje wordt gepubliceerd is het 3 oktober. Het is de dag waarop Leiden in 1574 werd bevrijd van het Spaans juk en de watergeuzen de stad binnenvoeren met haring en wittebrood. Eindelijk eten voor de uitgehongerde en geminimaliseerde bevolking.
Ieder jaar wordt dit feit feestelijk herdacht en ook uit veel plaatsen uit de omgeving trekken mensen naar Leiden om op te gaan in het feest. Tagrijn zal zich nu ongetwijfeld in het uitpuilende centrum bevinden temidden van de feestvierende menigte en dus vandaag hierover uiteraard nog geen logje met foto’s en verhalen.
Voor vandaag put ik daarom uit de rijke bron van verhalen die zich rond het beleg en ontzet in de loop der eeuwen hebben verspreid. Ware verhalen, onjuiste verhalen en sterk aangedikte verhalen. Hoe dan ook, ik heb uit diverse bronnen de gegevens verzameld over een man en zijn paardje en dat tranentrekkend verhaal ga ik nu hervertellen.
Het paardje van Leiden
In mei 1574 belegerde de Spaanse veldheer Valdez de stad Leiden voor de tweede keer. Willem van Oranje zegde hulp toe maar kon vanaf zijn ziekbed niet echt veel uitrichten. Misschien was hij in staat binnen een maand of drie hulp in te roepen en hij raadde de bevolking dan ook aan zoveel mogelijk voedsel voor die periode in te slaan. Maar het volk was eigenwijs: het zou zo’n vaart niet lopen. Maar de drie maanden verstreken en de beloofde hulp kwam niet. Het eten was op en men begon honden, katten en ratten te eten. Het aantal doden was bijna niet meer te bergen en de stad stonk van de lijken die niet zo snel konden worden begraven. Steeds keek men naar de schansen, maar daar blonken nog steeds de Spaanse wapens.
Het volk smeekte burgemeester Van der Werf de stad dan maar aan Valdez over te geven, maar die verzette zich. ‘Als jullie honger hebben, hier is mijn zwaard, hak mijn lichaam in stukken en eet het’, zou hij hebben geroepen. Waarschijnlijk een broodje aapverhaal, maar het doet het nog altijd wel leuk.
Blijkbaar ging dat het volk te ver en toen riep men: ‘Slacht al het vee.Van iedereen, zijn paarden en koeien, dan hebben we weer wat te eten.’
Het voorstel werd besproken door Van der Werf en zijn raad en men besloot te loten wie zijn vee moest afstaan en wanneer. Natuurlijk waren alle eigenaren van vee blij als bij de dagelijkse loting bleek dat hun koeien of paarden de slacht weer ontsprongen. Maar een paar dagen later moest er weer worden geloot, ook al waren er steeds minder magen te vullen.
Een van hen was Cornelis Jansz van Zwanenborg. Hij bezat een klein rijpaardje waarmee hij als warmoezenier in de omgeving van Leiden tot het beleg kwam probeerde zijn waren aan de man te brengen. Het schamele voedsel waarover hij kon beschikken deelde hij met het dier. Doordat de stad nu hermetisch was afgesloten en er bovendien niets te verkopen viel, lag zijn handel stil, maar hij hoopte toch weer zo snel mogelijk zijn broodwinning met zijn geliefde paardje te kunnen hervatten. Hij maakte steeds een klein sprongetje van vreugde als zijn paardje weer de dans was ontsprongen.
Op een dag zagen waarnemers vanaf een toren dat het water begon te stijgen. Ook zag men heel in de verte een vloot van geuzen naderen. De Staten van Holland hadden besloten de hele boel onder water te zetten en Leiden niet prijs te geven aan de vijand. Het ontzet leek nabij…
De dag daarop ging Cornelis opnieuw naar de loting. En opnieuw hoorde hij een andere naam afroepen. Zijn paardje was de slacht weer ontsprongen. Er waren nu niet meer zo veel paarden over. Maar hij begon toch te hopen. Als het water nu wat sneller zou stijgen dan…
Maar het water steeg niet sneller. Integendeel, het daalde door de aanhoudende oostenwind. De vloot van de geuzen liep vast. De bevrijding van de stad bleef uit en de toestand leek hopeloos.
Dan opeens: op 18 september draaide de wind van oost naar noordwest, er stak een hevige storm op en opeens kon de geuzenvloot weer varen. De Spanjaarden waren gevlucht. Het hart van Cornelis begon sneller te kloppen. Eindelijk, eindelijk, een eind aan alle onzekerheid. Leidens ontzet was nabij.
Het werd 2 oktober en het ging langzaam, tergend langzaam, maar nog één loting en het was voorbij. Hij liep naar het plein waar de loting plaatsvond en vrijwel onmiddellijk hoorde hij zijn naam. Als in een roes pakte hij het paardje bij de leidsels en leverde het af voor de slacht.
De dag erop voer de geuzenvloot bij de Vliet de stad in. Er was nu weer voedsel voor iedereen: haring en wittebrood. Iedereen vierde feest en hoste door de straten. Slechts één man zat ergens op een stoepje. Zijn handen voor zijn betraande gezicht geslagen. Het drong allemaal niet tot hem door.
Ik moet opeens vreselijk slikken Tagrijn snik …
Ahhh wat triest, maar zou het daar door komen dat ik zo gek ben op paardenworst 🙂
ahhhhhh wat een zielig verhaal Tagrijn…
Leiden zal nooit zijn 3 oktober vergeten en vieren dat kunnen ze wel lees ik bij Leidseglibber.
Nou burgemeester Van der Werf had wel lef, maar honger doet rare dingen met een mens.
Cornelis Jansz van Zwanenborg, in het zicht van de haven gestrand. Hans
Wat een triest verhaal. Daar hoor je meneer Den Tonkelaar nooit over.
wat jammer toch
je zou voor minder voor minder een traan laten
Wat triest voor die arme man. Net te laat.
Een triestig verhaal inderdaad. Het zal je paard maar wezen.
Laat ik mezelf dan maar troosten dat je zelf al zegt dat de verhalen in de loop der jaren hier en daar “geleden” hebben. Zo’n treurig lot wil ik niet gedenken vandaag.
Wat een treurig verhaal.
Zal zijn Familie daardoor nu niet mee feesten?
Vredelievende groet,
En dat vieren jullie elk jaar. Wrede mensen zijn jullie. Hopelijk heeft hij toch nog een nieuw paard gekregen. Veel plezier vandaag. Geniet ervan.
Love As always
Di mario
Ach wat zielig voor die man. Wel een mooi verhaal. Eet smakelijk haring en witte brood toch.